FAQ





1. Las je veel als kind?

Ja hoor, ik was een echt leesbeest. Alle boeken in de bibliotheek van Middelkerke drie keer gelezen, en aan de volwassen boeken begonnen toen ik nauwelijks veertien was, mét speciale toelating van de bibliothecaris, zo’n type was ik. En als ik niets te lezen had, las ik de opschriften op de melkfles en de doos cornflakes aan de ontbijttafel.

2. Welke boeken las je graag?

Ik las heel graag heldhaftige avonturenverhalen: Karl May (Winnetou en Old Shatterhand), Jules Verne (20.000 mijlen onder zee), dat soort dingen. Later, vanaf mijn 16de ongeveer ben ik de Vlaamse schrijvers beginnen lezen: Lampo, Daisne, Vandeloo, Ruyslinck en zo. Nu hopeloos verouderd. En nog later, toen ik 18 was: Marquez, Hesse en Tolkien. Ik herinner me dat ik de volledige ‘In de ban van de ring’ op één weekend heb uitgelezen op kot in Leuven.

3. En nu? Lees je nu nog veel?

Ik probeer het, maar dat lukt me niet zo goed: ik heb namelijk een voltijdse job in het onderwijs, en schrijven doe ik hoofdzakelijk ’s avonds en ’s nachts. Lezen gebeurt dus na het schrijven, nog later ’s avonds of ’s nachts dus. En meestal val ik dan na een paar bladzijden in slaap.

4. Wat lees je nu graag?

Vooral romans. Ik probeer regelmatig wat Frans te lezen – zoals je misschien weet ben ik leraar Frans, en ik hou heel erg van de Franse taal. Ik hou niet altijd van Franse auteurs, want die leuteren nogal vaak. Ik moet bijvoorbeeld niks hebben van Amélie Nothomb, maar Didier van Cauwelaert vind ik wel heel goed. Michel Houellebecq is tamelijk geniaal, vind ik (Elementaire deeltjes en Platform) : heel hard, heel scherp en voor geen centimeter geleuter. Maar wel heel zwart en cynisch. Sébastien Japrisot schrijft mooie dingen maar is een tikkeltje te langdradig, Chimo vind ik geweldig, en L.F. Céline blijft een van mijn grote favorieten: Voyage au bout de la nuit is een van de grote romans van de 20ste eeuw. En Philippe Claudel: Grijze Zielen, Zonder Mij, Het Verslag van Brodeck: geweldige schrijver! Maar ik lees ook heel graag Nederlandstalige en Engelstalige literatuur. Deze zomer bijvoorbeeld Claus’ Het Verdriet van België herlezen, en dat heeft de tand des tijds moeiteloos doorstaan. En Catcher in the Rye van Salinger slaat je na bijna 60 jaar nog altijd in het gezicht als een frisse vuistslag. Arnon Grunberg (Tirza), Lars Christensen (De Halfbroer) zijn ook blijvers van de laatste jaren.
Bij mijn collega’s jeugdschrijvers heb ik een paar all time favorites: Martha Heesen bijvoorbeeld (Stekels, Toen Faas niet thuiskwam, Maandag heeft vleugels, Wolf, Watson…) Niemand beschrijft beter de ziel van het kind dan deze mooie schrijfster. En de laatste van Els Beerten Allemaal willen wij de hemel is een instant klassieker.
Eén van de allermooiste boeken van de laatste jaren was voor mij De Emigrés van F.W.Sebald, een poging om wat verloren gegaan is een nieuw leven te geven. Ik ga gauw nog meer van die man lezen.
Eén boek wil hier nog speciaal vermelden: Black Box van de Israëliër Amos Oz. Al 3 of 4 keer herlezen. Briefroman. Heeft echt mijn leven als schrijver veranderd.

En af en toe lees ik graag een goeie strip : XIII, Largo Winch, en Kuifje natuurlijk. En Maus, en Persepolis. En alles van Tardi.
Poëzie lees ik graag, maar te weinig. Ik ken de oorlogsgedichten van Tom Lanoye (heel mooi!), ik hou veel van Wislawa Szymborska, van Herman De Coninck en Rutger Kopland. En van Leonard Nolens natuurlijk.
(Her) ontdekking van tamelijk recent: Jan Slauerhoff, (via de Friese fado van Nynke Laverman).

5. Wanneer ben je beginnen schrijven?

Natuurlijk heb ik altijd al graag geschreven, in de lagere school was opstel mijn beste vak. En nadien ben ik altijd wel blijven schrijven (brieven, artikels voor rijdschriftne, pogingen tot verhalen…) maar ik ben pas écht met schrijven begonnen in 1989: toen vroeg de artistieke leider van een Gents toneelgezelschap (Guy Cassiers), mij om voor hem een toneelstuk te schrijven. Dat heb ik toen gedaan, en het was een openbaring: het was de eerste keer dat ik echt iets afwerkte, en het was nog goed gelukt ook: dat stuk is een keer of vijftig opgevoerd, het kreeg goede reacties en ik had de smaak te pakken. Meteen daarna heb ik mijn eerste kinderboek geschreven en sindsdien ben ik blijven schrijven. En nu kan ik niet meer zonder.

6. Hoe ontstaat een boek?

Dat hangt ervan af. Soms zit er een verhaal al bijna helemaal in mijn hoofd als ik begin te schrijven (dat was zo bij ‘Met mij gaat alles goed’), soms heb ik alleen een beeld, of een idee, of een thema. (Dat was zo bij ‘En met Anna’). Maar meestal begint het wel bij een beeld in mijn hoofd, iets heel visueels, bijna filmisch. Ik zie een scène voor me, bijvoorbeeld een loft in Oostende in de havenwijk, vlakbij de oude vuurtoren. Dan kan ik het licht zien dat door de ramen valt, ik kan de warmte of de koude voelen, de tocht die door de ramen komt en ik kan zien waar mijn personages zich bevinden, in een zetel of aan een tafel, zwetend of rillend van de kou… Dan komt de rest al schrijvend. Want één ding is zeker: ik ben het type schrijver bij wie het boek écht achter de computer ontstaat. Bij mij ontwikkelt het verhaal zich meestal terwijl het geschreven wordt. Met het risico dat het al eens fout loopt natuurlijk.

7. Hoe lang werk je aan een boek?

Alles bij elkaar werk ik ongeveer 1 jaar aan een boek. Maar niet constant natuurlijk: ik heb namelijk een fulltime job, twee kinderen aan wie ik graag wat aandacht besteed, een schoon lief en nog heel wat andere waardevolle dingen & mensen in mijn leven. Ik wil graag nog een beetje leven ook, niet alles in het leven is literatuur. Piekmomenten van het schrijven zijn: de ‘conceptie’ (dwz de eerste weken: dan zit ik echt elk vrij moment achter mijn computer en zit ik ook op de minder beschikbare momenten met mijn pen en notaboekje in aanslag) en de ‘bevalling’, dwz de laatste 3-4 weken, als verhaal het af moet, als het ‘rijp’ is. (Of als de uitgever me zijn deadline heeft gegeven!)
Mijn ‘beste’ momenten zijn ’s nachts, als alleen de katten en de vleermuizen wakker zijn. Als de mensheid slaapt.

8. Over ‘Met mij gaat alles goed’

Dat boek is ontstaan in 1994, toen een goede vriend van mij aan aids gestorven is. Het is dus gedeeltelijk gebaseerd op waargebeurde feiten. Die kerel, die vriend, dat ‘was’ Jonas. Of is Jonas geworden. Toen hij doodging voelde ik heel sterk de behoefte om zijn verhaal verder te vertellen. Ik heb dat thema dus helemaal niet gekozen omdat het toen ‘actueel’ was, wél omdat ik mij er zeer sterk mee verbonden voelde (o.a. door de dood van mijn vriend). Als ik een verhaal vertel, dan doe ik dat omdat ik de behoefte voel om dat te vertellen, niet omdat het ‘in de mode’ is.

Dit boek staat nog altijd heel dicht bij mij, misschien wel dichter dan al mijn andere boeken, misschien wel omdat het de eerste keer was dat ik zo’n ‘autobiografisch’ boek schreef. Het was echt een keerpunt in mijn schrijversbestaan.


9. Zit er soms een stuk van jezelf in je personages?

Jawel, maar het is moeilijk te zeggen welk stuk, en ook waar het nu precies zit. Pierre, de vader van Jonas in ‘Met mij gaat alles goed’ heeft trekjes van mij, maar ook van een goede vriend van mij. En de zotte moeder uit Sigi heeft iets van iemand die ooit op een feestje ontmoet heb (maar die ik hier nu niet zal noemen!) en ga zo maar door. Een schrijver steelt van de werkelijkheid en maakt daar zijn eigen werkelijkheid van. Ik neem bvb de fysiek van persoon a + het karakter van persoon b + de leeftijd van persoon c. En het resultaat komt dan in mijn boek.
Dat doe ik ook met locaties: een landweg in de Provence, een loft in Leuven, een huis in Aalst: ik plant ze in mijn boek, maar met één pennentrek verhuis ik die dingen naar Italië, Oostende of Antwerpen, zoals het mij uitkomt. Is een van de aangename aspecten van het schrijverschap: je bent verhuizer/verbouwer/reiziger/architect op papier.

10. Verdien je veel aan zo’n boek?

10 Procent van de nettoprijs (= de winkelprijs min 1/3). En dat bedrag moet ik aan de belastingen aangeven. Wat overblijft is voor mij. Reken zelf maar uit.

11. Waar haal jij je inspiratie vandaan?

Uit alles. Mijn leven, mijn interesses, mijn kranten, mijn films, mijn muziek, mijn vrienden, mijn werk, mijn stad, mijn reizen. Uit de verhalen van mensen die ik ken. Mijn voorlaatste boek ‘Slecht’ is bvb ontstaan uit een verhaal van een vriendin van een vriendin van de dochter van mijn lief.
Kijk uit als je in mijn buurt bent: misschien beland je wel als personage in een boek van mij.
Ik zei het al: een schrijver is een dief.

12. Wat is je favoriete moment?

Om te schrijven? De nacht. Als alles slaapt. Als de sneeuw op het grasveld blijft liggen. Als alleen de katten en de vleermuizen wakker zijn. En de uilen natuurlijk. De stryx aluco.

13. Wat is je favoriete kleur?

Voor foto’s: zwart/wit. Rood vind ik ook mooi, vooral in combinatie met zwart en wit.

14. Wat eet je graag?

Veel dingen. Mosselen met friet, Gentse waterzooi, couscous, tongetjes met puree (zoals mijn moeder ze klaarmaakt), balletjes in tomatensaus, gestoofd witloof, chocolademousse, Italiaans… Ik kook ook heel graag, niet ingewikkeld maar wel met verse producten.

15. Schrijf je met de hand of met de computer?

De laatste jaren schrijf ik rechtstreeks op de computer.
Ik heb nog wel een paar schriftjes waar ik losse aantekeningen en notities in maak, onder andere een paar mooie Moleskine notebooks, en ik heb een mooie Parker vulpen (gekregen van mijn moeder) maar het eigenlijke schrijfwerk doe ik op de laptop.
Is misschien iets minder romantisch, maar zoveel praktischer.

16. Wie bewonder je?

Veel mensen. Soms om wat ze kunnen, soms om wat ze doen, soms om wie ze zijn.

Ontelbare artiesten zoals Mozart, Bach, Brahms, Hergé, Cartier-Bresson, Richard Avedon, Matisse, Vermeer, de Beatles, Woody Allen, Tom Waits, Bob Dylan, Shakespeare, Jacques Brel, Eric Clapton, Arno, Stephan Vanfleteren, Philippe Claudel… en ik vergeet er nu ongeveer 200.

Alle Artsen Zonder Grenzen, en al die mensen die helse temperaturen en zweterige tropen doorstaan om ter plaatse Afrikaanse of Afghaanse medemensen in nood te gaan helpen en injecties en malariapillen te geven … Mijn god, ik ben echt zo’n slappe westerling die ternauwernood overleeft zonder een douchegordijn en gilette-scheermesjes en zacht wc-papier! En die gasten zitten daar in de jungle of de brousse in een lemen hut, ze worden onder vuur genomen door regeringstroepen en rebellen en geen mens die er iets van verstaat, maar zij blijven kalm malariapilletjes en porties rijst uitdelen aan de lokale nooddruftige bevolking. Ik sta stijf van bewondering voor die mensen. Hier is cynisme absoluut ongepast!

Ik bewonder ook Roger Federer en Johan Cruyff en Kim Gevaert. Kim Clijsters ook natuurlijk, en Justine Henin. En… dju toch: ik zie zo graag wielrennen, maar dezer dagen is het echt moeilijk om coureurs te bewonderen…

Maar evengoed bewonder ik die ene oud-leerling van mij die erin geslaagd is een universitair diploma te halen ondanks z’n zware dyslexie. En ik bewonder ook die andere oud-leerling, die geen dyslexie heeft, geen universitair diploma gehaald heeft, maar die geweldig goed in het leven staat. Eigenlijk bewonder ik alle mensen die goed in het leven staan. Ik probeer dat ook te doen.

En (misschien bovenal) bewonder ik mijn moeder, die op haar 84ste nog altijd vol energie en humor het leven te lijf gaat.

Ik bewonder nogal veel in mijn leven. Dat maakt mijn leven net zo mooi.

17. Waar heb je een hekel aan?

Aan domheid. Echte domheid, bedoel ik, domheid uit arrogantie of uit luiheid dus, G.W. Bush-domheid of zoiets.
Vlaams Belang-domheid, dat is ook zoiets.
Want racisme is meestal ook gewoon domheid.
Als racisme uit angst geboren is, maak ik een voorzichtig voorbehoud. Aan angstige mensen heb ik geen hekel.
Ik heb wel een hekel aan mensen die nooit van gedacht veranderen. Bange Blanke Man bijvoorbeeld.
Maar het meest van al heb ik een hekel aan mensen die constant zeuren en zeiken. Het leven is veel te kostbaar om het te verprutsen aan gezeik.
Eigenlijk heb ik dus een hekel aan mensen die overal een hekel aan hebben.
En ik heb ook een hekel aan files en aan zuurkool. En aan de plastiek folie die om de cd’s zit. Die krijg je godverdomme nooit los.

18. Wat is je lievelingswoord?

Jeunen. (= West-Vlaams voor ‘zich amuseren, het naar zijn zin hebben, plezier hebben in het leven…’).
En ‘koriander’is een hele goeie tweede. ’t Is een heel lekker kruid, en ’t is gewoon ook een mooi woord.