Leuven, 30-10-12
Lieve vrienden,
Waar waren wij gebleven?
Want ik weet, ik heb jullie een beetje in de steek gelaten, geheel tegen mijn wil overigens, maar dat moet ik niet uitleggen zeker?
Parijs was ons laatste wapenfeit geloof ik, en daarna viel er wekenlang een waas van vermoeidheid over al mijn activiteiten (en een hiaat in mijn correspondentie), tot tweemaal toe plande ik een trip naar zee, en telkenmale moest ik die afzeggen wegens gebrek aan energie. Maar die extreme vermoeidheid heb ik al eens beschreven, in nieuwsbrief 2 of 3 geloof ik. (Trouwens, binnenkort zet ik al de oudere nieuwsbrieven op een blog, dan kan iedereen die lezen of herlezen).
In de tweede week van augustus kwamen de pillen (regorafenib – of zei ik dat al?). Fase 4, géén placebo maar het echte product, in de vorm van 4 roze zeppelinvormige pillen per dag. En mijn god, dat zal ik geweten hebben.
Na drie rustige dagen schoot ik plots wakker in het midden van de nacht: hevige pijnscheuten in mijn lever en mijn rechterschouder, alsof ze met een mes aan de binnenkant van mijn lijf aan het peuteren waren. Of als een boosaardige tandarts die met zo’n vlijmscherpe priem diep en hard dwars door een blootliggende zenuw steekt. Achteraf bekeken leek het nog het meest op een niercrisis: je rolt over de grond van de pijn en het volgende moment sta je bovenop je bed te springen, je jankt, je huilt, je schreeuwt, je neemt een Dafalgan (forte), die brengt heel even verlichting, maar na tien minuten is die alweer uitgewerkt, en zo gaat dat de hele nacht door, en tegen de ochtend val je uitgeput in slaap. De volgende dag is de pijn weg, en je denkt oef, dat was de eerste bijwerking, als het daarbij blijft… Maar daar blijft het natuurlijk niet bij, want ’s nachts begint alles opnieuw, en tegen de ochtend valt je nog uitgeputter in slaap. Je maakt een afspraak op Gasthuisberg, en daar beland je natuurlijk in de caroussel van al dan niet nuttige radioactieve onderzoeken. Maar goed: even later vinden ze de oorsprong van die messteken in je lijf: de tumor is een beetje gegroeid (logisch, na een maand zonder behandeling) en hij is van vorm veranderd (typisch voor Regoretcetera), waardoor hij met zijn slecht karakter nu zo’n beetje ligt te duwen tegen het leverkapsel. Nu wil het toch wel lukken dat dat leverkapsel – comme la nature fait bien les choses! – even dicht bezaaid ligt met zenuwen als België met autosnelwegen: gegarandeerd prijs dus. Maar ik krijg een sterke pijnstiller mee, en ik mag braaf verdergaan met het pillenslikken, dank u dokters. Ik haal adem en slaap een hele dag en nacht.
De volgende middag schiet ik in paniek wakker: wij zouden naar Leonard Cohen gaan deze zaterdag! Zal dat wel lukken? Welja, welja, zegt Rie, natuurlijk zal dat lukken! Jamaar, ’t is dringend, zeg ik, want de kerel is al 78 en wie weet wat er op die leeftijd allemaal kan gebeuren! Jaja, zegt Rie, rust nu maar goed, ’t is nog maar woensdag. Ik voel me zo slap als een baal katoen, maar ik luister naar haar, en ik rust.
En het lukt!
Zaterdag ben ik voldoende opgelapt om de verplaatsing naar Gent te maken, we vinden een onderdak in het wonderschone huis van onze vrienden Anne en Luc, dat letterlijk op een steenworp van het Sint-Pietersplein ligt, en Cohen is geweldig. Het concert van het jaar. Hoe zal ik het beschrijven?
Rijk, genereus, ontroerend, indrukwekkend, bezield, hartelijk, verrassend en herkenbaar tegelijk, virtuoos, overweldigend, lang (3 uur!), warm en nog zo van die dingen. En op elk moment voel je het intense speelplezier van de – stuk voor virtuoze – muzikanten, en hun grenzeloos respect voor elkaar en voor hun baas, respect dat geheel wederzijds is, want ontelbare keren groet hij hen, maakt elegante buigingen (vooral voor de incredible Webb Sisters!) en doet zijn hoed af voor hen – en ook voor ons, alsof hij speciaal voor ons een éénmalig en uniek concert aan het spelen is, en alsof het onze persoonlijke verdienste is dat zijn muziek blijft verderleven – in zekere zin is dat ook zo natuurlijk, maar dat een artiest het zo duidelijk en hartelijk zegt, en met zo’n brede glimlach, wel dat is… genereus. En ik hou van genereuze mensen. En van generositeit, een van de zeven deugden.
De dagen erna zijn rustig. De pijn is onder controle, ik rust dapper uit, mijn eetlust blijft min of meer intact, en dan kan ik ineens niet meer lopen: mijn voetzolen zijn rood geïrriteerd en staan vol blaren. (Pittig detail: net op dat moment wordt mijn fiets gestolen – alsof de dief kon ruiken dat fietsen voor mij nog net iets makkelijker ging dan stappen. Sympathieke dief.) In het Huis van de Vijfduizend Dokters krijg ik een lekker vettige zalf voorgeschreven, die na een dag of vijf begint te werken, en ik kan alweer een klein beetje lopen, en dan raak ik mijn stem kwijt. Shit, net nu ik nu zaterdag moet gaan zingen op het groot feest van Bart en Ghislaine. En het lukt weer: ik haal bij de apotheker voice pearls (die van Helmut Lotti hadden ze niet meer), en ik zuig die allemaal op, ik drink liters thee, ik smeer dikke pakken zalf aan mijn voetzolen en kijk: tegen zaterdagmiddag ben ik bijna helemaal in vorm, de repetitie zit meteen goed (dank u Wim: geweldige pianist), en ’s avonds zing ik ‘Les yeux de ma mère’ zoals ik het nog nooit gezongen heb, pff.
En zo gaat het verder, vrienden en vriendinnen, de hele maand augustus: middagen van vermoeidheid en oneindige slapte, en onderwijl koppig en gierig energie opsparend (als was ik een spaarlamp) om op mooie maar vermoeiende gelegenheden – een feest, een uitstap, een etentje, een presentatie…) dan weer onbezorgd met energie te kunnen smossen en te genieten van wijn, eten en vrienden. Best te doen hoor, dat leven.
Maar half september besluiten mijn darmen dat het genoeg is geweest. Mijn darmen zijn doorgaans redelijk gastvrij en ruimdenkend, ik ken ze allang en ik heb ze nooit anders geweten, maar nu vinden ze blijkbaar dat er lang genoeg met hun voeten gerammeld is, dat er teveel rommel naar binnen is gegooid, en ze gaan in staking. En dat heeft nare gevolgen voor mij, hun baasje (relatief hoor, dat ‘baasje’ – de afgelopen twee jaar heb ik geleerd dat een mens geen baas is van zijn organen, maar dat hij braaf naar hen moet luisteren en doen wat ze zeggen). Opeens is het gedaan met de relatieve rust daar in mijn ingewanden, de wc wordt mijn meest bezochte en bekeken decor (ik ken onderhand elk tegeltje) en wcpapier staat bovenaan elk boodschappenlijstje. Ik bespaar jullie de meest dominante details, maar weet dat ik gedurende een week of drie tussen 12 en 5 uur ’s nachts meer op de wc gezeten dan in mijn bed gelegen heb, en dat is echt niet overdreven. Maar weer vinden ze daar iets op in het Huis van de Duizend Medicijnen, ze verminderen mijn dosis van 4 naar 3 roze zeppelinvormige pillen per dag, en kijk, burgers en veteranen: het gaat ineens veel beter, ik heb weer een soort van nachtrust en mijn dagen beginnen weer een beetje op dagen te lijken – met een ochtend, een voormiddag, een namiddag en een avond, bedoel ik.
Het venijn zat allemaal in die vierde pil, denk ik boosaardig.
(Morgen nog even verder, want nu ben ik erg moe, maar ik wil dit vandaag nog de deur uit, de eerste nieuwsbrief die op tijd aankomt in drie maanden!)
Liefs,
Jan