31-05-12
Volos (Ofte Βόλος). Waar de fuck ligt Volos? Wel, daar dus (enfin, ongeveer):
Zo’n 400 km ten noorden van Athene dus. Aan de Golf van Volos (tiens) en aan de voet van de berg Pilio, waar heel vroeger de dinges woonden, allez die paarden met een mensenkop, de Centauren, voilà. 160000 inwoners, met de gemeenten Nea Ionia en Iolkos erbij gerekend, en de economie draait om ‘de vervaardiging van goederen, handel, dienstverlening en toerisme’. Beroemde Volonezen: Georgio di Chirico (de schilder, altijd gedacht dat dat een Italiaan was) en Vangelis (die van de muziek van Chariots of Fire, je weet wel, als ze zonder sokken door de branding joggen in die smetteloos witte shorts). In 1955 werd de stad nogal grondig verwoest door een aardbeving en nadien totaal inspiratieloos heropgebouwd, met doffe blokken en winkels à la Wibra. Bezienswaardigheden: euh, geen. (bron: Wikipedia).
Maar wat lezen we nog meer in Wikipedia? Dat de Universiteit van Thessalië gevestigd is in Volos, met onder andere een vrij belangrijke technische faculteit en kijk, ineens is onze interesse gewekt, want mevrouw mijn dochter is voor twee maanden werkzaam aan deze faculteit om er ingenieurachtige opzoekingen te verrichten in het kader van haar doctoraat. En zodoende schepen Rie en ik in aan boord van een 737 van Ryanair om Volos en Ellen een bezoekje te brengen.
De Ryanairvlucht is alles wat een Ryanairvlucht moet zijn: goedkoop en oncomfortabel. Ik heb te doen met het boordpersoneel, want dat moet zich drie uur lang gedragen als verkopers van de taxfreeshop, idiote schortjes aantrekken en leuren met kleffe broodjes, lauwe drankjes, rookvrije sigaretten die echte nicotine bevatten en die aan boord mogen gerookt worden (I kid you not!), parfums, horloges én loterijbriefjes. Ze zeggen het niet expliciet, maar het lijkt wel alsof ze in je oor schreeuwen: ‘Hé, koop eens iets, hufter! Je ticket was wel belachelijk goedkoop, remember! Straks gaat Ryanair nog failliet, en wie zal er dan janken omdat er geen goedkope tickets meer zijn? Hè?’ Enfin, ik doe mijn oortjes in, vergeet hoe schandalig goedkoop onze tickets inderdaad waren (48,82 €!), neem de weekendbijlage van De Standaard ter hand (voorzichtig lezen en niet kreuken, want Ellen heeft om Belgische kranten gevraagd, veel kranten – Griekse kranten zijn namelijk nogal moeilijk te lezen) en zet Miles Davis op.
Even later legt Rie haar hoofd in mijn schoot en valt in slaap. Ik laat de weekendbijlage zakken en laat mijn gedachten vrijuit zweven, niet alleen over de verre gebergtes en helblauwe meren waar we over vliegen, maar ook over de gebieden van ziekte en gezondheid en leven en dood, zoals mij dat wel vaker overkomt het laatste anderhalf jaar. En ik prijs mij gelukkig. Ik ben op weg naar Griekenland, in het gezelschap van mijn geliefde en op weg naar mijn dochter. En dat ondanks allerhande vreemde, bedreigende en ongenode substanties in mijn lijf, de ene al ingrijpender dan de andere, en de andere al vervelender dan de ene, maar ze krijgen mij voorlopig niet klein begot. Ik kijk door het raampje en zie bergen voorbijglijden, met grillige strepen sneeuw, en ik vraag me af waar we zijn. Boven een of ander woest Balkanland, veronderstel ik. Zou dat geen leuke taak zijn voor het boordpersoneel, ons vertellen waar we zijn in plaats van platte sandwiches en slappe drankjes te verkopen?
Als we uitstappen valt de hitte als een hamer op ons hoofd. Tjongejonge, 28 graden onder thermometerhut, 18 graden heter dan vanochtend op het perron van Brussel-Zuid. De luchthaven is niet groter dan een busstation en de bus staat rechts van het gebouw te wachten. Βόλος, staat er op een kartonnetje achter de voorruit. De chauffeur is verwoed aan het bellen en toch vertrekt hij een kwartier vroeger dan vermeld op het ticket. Die Grieken toch!
Onderweg (vrij lelijk landschap, eerlijk gezegd) zie ik een vrij groot aantal half afgewerkte huizen, met grijze betonnen pijlers waar de eerste verdieping moest komen: de crisis, waarschijnlijk. Mensen die hun lening niet meer konden afbetalen, ocharme toch. Later vertelt Ellen me dat dat een truc is om de belastingen te omzeilen: onafgewerkte gebouwen worden gewoon minder belast, en de Grieken wonen massaal op de begane grond. Die Grieken toch! Ze lijken zowaar een beetje op de Belgen.
Het weerzien is geweldig plezant, wij zijn blij, Ellen is blij en voilà. Ze ziet er goed uit, stel ik met plezier en een beetje opluchting vast. Ja, want toegegeven, ondanks mijn stoere zorgeloze praat was ik toch een heel klein beetje (écht een heel klein beetje maar, hoor) ongerust, ja mijn dochter zo helemaal alleen in een land waar je niemand verstaat en niks kunt lezen, waar macho’s met dikke snorren rondlopen en dat daarenboven nog eens in crisis is! En ze is ook nog eens blond, en hier haten ze alle Duitsers, want Merkel laat de Grieken bloeden en Merkel komt uit Duitsland en Duitsers zijn, zoals iedereen weet, overwegend blond en… Stop! Stop, Simoen, stop en ga in de schaduw staan. Ellen ziet er goed uit en ik ben blij. Zo. En nu gaan we iets drinken.
Daarna gaan we iets eten en dan gaan we slapen, en dat lukt allemaal. Het eten is lekker, het gesprek inspirerend en leuk, het bed goed en de kamer koel.
De volgende dag is zondag en we huren een auto om naar naar pittoreske bergen en typische dorpjes en zo te gaan kijken. Ellen is in de wolken dat ze met een jeep mag rijden, en ik ben blij dat ik op de kaart mag kijken. Mijn kennis van het antieke Grieks, veertig jaar geleden opgestoken aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege in Oostende, helpt geen zak. Hier en daar herken ik een letter, maar dat helpt me niet veel verder. Maar de bergen zijn mooi, de landschappen fraai en de dorpjes euh, pittoresk. Met witte kerktorentjes, gezellige dorpspleintjes en lange tafels vol in het zwart geklede Grieken. We drinken café frappé en grote glazen water, we rijden langs kronkelige bergwegeltjes en we slaken kreten van bewondering bij weer een bocht en weer een prachtig uitzicht op zee, u weet wel hoe dat gaat, u doet dat vast ook als u op reis bent. En dat we toch chance hebben met het weer, zonnig maar toch niet té warm, en een koel briesje, ha ja, de zee is immers vlakbij, hoe zou ’t nu in België zijn? Nat en koud, hoho reken maar!
En zo naderen we de zee, en kijk, na enige omleidingen komen we toch aan een zeer leuk terrasje zeker! Het zit helemaal vol met etende en drinkende Grieken (‘Crisis? Waar is die crisis?’ vraagt de weldenkende en klaarkijkende toerist zich op zo’n moment af.) en de obers spreken bijna geen Engels. (‘Hoe willen ze dan in godsnaam geld verdienen aan toeristen?’ vraagt dezelfde toerist zich met een kritische frons af.) Mijn vrouwen willen natuurlijk sla, en ik wil natuurlijk gegrild vlees.
Lekker.
En zo verloopt ons bezoek aan Volos verder, rimpelloos, zonnig (op een geweldige plensbui na) en blij dat we Ellen zo blij zien. En onszelf zo blij te voelen omdat we haar zo blij zien. De volgende dag moet Ellen ’s ochtends werken en lopen wij door Volos. We zien een leuk parkje en een paar mooie strandjes, een gesloten museum en een kunstencentrum gewijd aan Georgio di Chirico, waar geen enkel werk van de schilder te bespeuren valt.
Tijdens die geweldige plensbui (tijdens de siesta, als Ellen vrij is) gaan we met ons drieën schuilen in de universiteit, en niemand zegt goeiedag. Curieus. Tot Ellen ons vertelt dat de belangrijkste kamer in een onderzoekscentrum ontbreekt aan deze faculteit: de koffiekamer. Zeer curieus. En ik die dacht dat die Grieken geweldige babbelaars en zeer sociale mensen waren.
We eten sardientjes in een soort frituur – alweer zeer lekker – en dan gaan we naar Ellens studio. Die wordt goedgekeurd, op één detail: op het terras van de buren zitten drie jonge hondjes opgesloten met als enig comfort een paar stukgebeten kussens. Ze verzuipen zowat in hun eigen drek. ‘Als de wind goed zit valt het nog mee,’ beweert Ellen. Die Grieken toch.
Als we later die avond afscheid nemen van Ellen en naar ons hotel lopen bekruipt me een vreemd gevoel: het is alsof ik mijn dochter achterlaat in een vijandige – nou ja – omgeving. Of ik haar in de steek laat. Slik. Terwijl ze godbewaarme 27 is en totaal volwassen en onafhankelijk en flink en jaja, ik weet het, ik weet het. Maar toch: mijn meisje in dit rare land, waar ze alleen maar Griekse boeken verkopen en alleen maar Grieks spreken op tv, waar mannen met dikke snorren blonde vrouwen op straat nakijken, waar waspoeder en zout er net hetzelfde uitzien in de supermarkt, waar ze moet werken op een unief zonder koffiekamer, waar nieuw rechts bij de verkiezingen 8 % gehaald heeft, waar een bankrun dreigt bij een overwinning van nieuw links bij de volgende verkiezingen, en waar…
Flink zijn, Simoen, loop langs de waterkant, snuif de zeelucht op en ruik de verse vis. Het zal gaan, het zal gaan.
(Belangrijk) Naschrift
Gisteren, 30 mei, nog een geweldig mooi moment gehad: Hendrik, mijn tweede kind (mijn beste kind, volgens hemzelf) werd 25, en we hebben dat gevierd op een zeer mooie avond in de tuin in Kessel-Lo, bij An-Marie. En weer heb ik mezelf gelukkig geprezen, dat ik dat allemaal kon meemaken, tot middernacht in een prachtige tuin zitten, lachen, wijn drinken, onnozele praat verkopen, serieuze praat verkopen, genieten van lekker ongezond vlees dat ik zelf op de barbecue heb gegooid, luisteren naar de woordenstroom van mijn zoon (waar zou hij dat gehaald hebben?), even een gigantische krop in mijn keel krijgen, Ellen missen, dan weer champagne drinken, lachen en nog meer onnozele praat verkopen, en dat alles met het gevoel dat het echt ergens over gaat. Waarmee ik bedoel: we zeveren een stuk in de nacht, we lachen naar de maan, maar we zeggen dingen die gaan over de gebieden van ziekte en gezondheid en leven en dood, zoals ik al een tijdje aan het doen ben. En het gaat ook over generositeit. Ja. En dat doet goed.
Boek van de maand: Vango van Timothée de Fombelle. Zoveel avonturen in één boek, nooit gedacht dat dat kon. Wat een verteller!
CD van de maand: An End Has A Start van Editors. De titel alleen al.
Foto van de maand:
(Army of angels, beelden van mijn vriend Patrick Storms in Fort Napoleon in Oostende. Als schaduwen aanwezig: Jan, Annemie, mijzelf, Luc, Anne en Rie)
Veel liefs van
Jan & Rie
En hier zijn ze weer: de duimen van Joke van Leeuwen
PS.
Blijf duimen, jongens en meisjes, het blijft nodig!
En nog iets: vorige keer vroeg ik jullie om nieuwe correspondenten te zoeken voor deze nieuwsbrief. Dat is redelijk goed gegaan, er zijn een paar nieuwe lezers bijgekomen, maar ik denk dat jullie nog veel beter kunnen! Komaan, vrienden, doe jullie best! Schrijf ze aan, die nieuwe lezers, en stuur ze naar mij!
Lieve Jan ( en Rie en familie),
Pas sinds deze namiddag heb ik kennis gemaakt met jouw leven en je lijden.
Mijn zoon (fervent De Morgen lezer) maakte er mij op attent dat er vrijdag een artikel in de krant was verschenen over jou en dat ik jou toch zeker moest kennen ??!!
Vandaag (ik ben De Standaard lezeres sinds het overlijden van mijn man) ontdekte ik een gelijkaardig artikel….
Twee redenen waarom deze artikels mij zo aanspreken :
1 . niettegenstaande je belabberde, zelfs hallucianant slechte toestand, heb je het de laatste tijd opgebracht om met K4L actie te ondernemen ten voordele van Foodstep Uganda. Nu is dat net het project waar ik sedert enkele jaren ingestapt ben door Nicole & Guy (de ouders van Nathalie die het project in Kampiringinsa en the home comming van nu ondertussen een 50-tal kinderen, ‘trekt’). Zij zijn wandelclubvrienden van kort nadat ik een eerste keer alléén ben gevallen.
2. Op 16 september heb ik gedwongen afscheid genomen van mijn liefste Luc. Eind mei hadden wij het nieuws gekregen dat hij een kwaadaardige darmkanker had met uitzaaiingen naar de lever. De lever was zwaar aangetast. Ik moet je daar niet veel over vertellen : je zal zelf aan de lijve ondervonden hebben hoe verwoestend deze kanker is voor je totale zijn.
Voor Luc (die net 62 geworden is) en nog volop in het professionele leven stond, was dat een mokerslag waarvoor hij niet de tijd gekregen heeft om die te verwerken.
Dank Jan voor je mooie getuigenis van je strijd. Hoe je erin geslaagd bent je entourage te laten delen in je strijd, waaruit jezelf zeker hernieuwde kracht zal putten,…
En hoe je terzelfdertijd je laatste energie nog aanwendt voor ‘onze kinderen in Uganda’ …
Het slaat me met verstomming.
Zeker met deze Kersttijd zal ik mee met al je dierbaren positieve gedachten naar je toesturen.
Jan ik heb het artikel over jou In de Standaard gelezen en ben diep ontroerd door de schoonheid van de mens.
We hebben een schone zoon, zo noem ik onze schoonzoon, dit jaar verloren aan kanker. Ik herken zo goed zijn verhaal in jou verhaal. Dat doet me goed.
Ook bij hem zijn er zoveel mooie dingen ontstaan die we misschien wel nooit of pas veel later ontdekt zouden hebben.
Vandaag is het kerst en mijn gedachten zijn bij zijn vrouw en kinderen.
Ik zie je graag
Louisa Herreweghe