Nieuwjaarsbrief
Leuven, 1 januari 2012
Lieve allemaal
2011 was in vele opzichten een merkwaardig jaar.
Zo werden we plots allemaal minder waard omdat een bureau met Poor in zijn naam en dat al meerdere keren dik geblunderd had, onder andere in 2008 toen ze Lehman’s Brothers een prima bankje vond en een paar zomers later toen ze zich een paar honderd miljard vergiste in de begroting van de Verenigde Staten maar dan toch maar beslisten om ook dat land een beetje minder waard te verklaren, omdat dat bureau dus besliste dat België een A minder verdiende, onder andere omdat we met zijn allen een bank hadden overgenomen. Nu zou je denken: als je een bank koopt, ben je rijk, maar dat is niet zo als je met z’n allen een bank koopt. Want met z’n allen koop je enkel een bank als het slecht gaat met de bank. Komaan zeg, die bankiers zijn toch ook niet gek: die gaan toch geen goede bank verkopen? En toch niet aan ons allen? Waarmee weer eens gebleken is: winst is privé en verlies is collectief.
2011 was ook het jaar van het einde van ons wereldrecord onderhandelen – een beetje jammer eigenlijk, maar we lopen niet onmiddellijk gevaar het te verliezen vermits Bosnië, oef, een regering heeft – waarbij soms op een merkwaardig niveau werd gediscussieerd. Zo lekte deze week uit dat een van de onderhandelaars die ik hier niet ga noemen, maar aan zijn wangetjes blijkt dat hij zich sinds kort al twee keer per week moet scheren, het werkelijk briljante voorstel lanceerde om 100000 werklozen te schrappen omdat er 100000 vacatures zijn. Ik herinner mij uit de geschiedenisles dat er een meneer met een klein snorretje ook eens iets dergelijks heeft gezegd in een Europees land dat ik hier niet ga noemen, maar het was ergens in de jaren dertig, en hij zei: 3 miljoen joden en 3 miljoen werklozen of iets van die strekking. Maar het is natuurlijk volkomen onfatsoenlijk en schandalig kort door de bocht om baardloze jongemannen uit het beschaafde koninkrijk België en het beschaafde jaar 2011 te vergelijken met meneren met kleine snorretjes, bah foei Simoen, dat mag niet. Al ben ik er zeker van dat, als de baardloze jongeman met de scheve blik die ook al eens stekkers uit een stopcontact durft trekken, ooit aan de macht komt, hij dan het vak geschiedenis zal afschaffen op school en vervangen door een cursus aandelenhandel, zodat boze Simoen noch iemand anders ooit nog van die ambetante vergelijkingen met meneren met kleine snorretjes zal kunnen maken.
2011 was ook het jaar waar een sociaal conflict razendsnel muteerde in een generatieconflict. Nog geen drie maanden geleden stonden de kranten vol artikels over de potverterende jeugd, de verwende iPad-generatie die te lui is om te werken en de school als een soort shoppingcenter beschouwt en tot ver over zijn dertigste in hotel papa-mama blijft logeren, en wat gebeurt er: nu verwijt diezelfde jeugd de middelbare generatie dat zíj de potverteerders zijn omdat ze het vertikken om ocharme een paar jaartjes langer te werken, iets waar de jongere generatie zijn hele leven zal moeten voor werken en betalen, ocharme toch, de sukkelaars, en ze hadden het al zo moeilijk.
Maar wat gezegd van de vakbonden dan? Waar is de tijd (van Daens) toen ze nog helden waren, de verdedigers van de uitgebuite werkmens, allen verenigd in één strijd tegen het patronaat en ontwaakt gij volkeren der aarde? En nu: dat staakt maar, meneer, dat is alles wat ze kunnen bedenken! En wie is daar de dupe van? ‘De gewone mens,’ zo klinkt het in talloze straatinterviews (stationinterviews, grotendeels). Hola wacht eens: de gewone mens? Ja maar, dat is toch de mens die de vakbonden van oudsher al verdedigd hebben? Wie staat hier eigenlijk aan de kant van wie? Wat is daar toch gebeurd, de laatste honderd jaar? Zij de vakbonden nu ineens conservatief, behoudsgezind en egoïstisch? Tiens, ik dacht nochtans dat die epitheta voor de andere kant van het spectrum gereserveerd waren? In de krant lees ik een interview met een militant: ‘Dat is allemaal fel overdreven, meneer. Op mijn hele carrière van 20 jaar heb ik hoop en al een jaar gestaakt heb, veel meer zal ’t niet zijn, en dan nog haast nooit voor mezelf! Altijd uit solidariteit!’ Laten we ons ook hier hoeden voor ’t cliché, lieve vrienden, voor twijfelachtige vergelijkingen die veel te kort door de bocht gaan en voor tendentieuze veralgemeningen die alleen maar olie op het vuur gooien. Laten we vooral ook geen uitdrukkingen in de mond nemen als ‘het land platleggen’ en ‘de gewone reiziger gijzelen’. Laten we ze gewoon veel inspiratie wensen dit jaar: aan de vakbonden, aan de middelbare én aan de jongere generatie.
2011 was ook – nu versnel ik even – het jaar van Osama (geen chance), de derrière van Pippa, Rundskop met de hormonische Matthias Schoenaerts, Stéphane Hessel, Croydon, Luik, Amy Winehouse, Ai Wei Wei, DSK, Museum M, de Arabische Lente, de Borléekes, Philippe Gilbert, Fukushima, de valselijk beschuldigde komkommers, Junior Bauwens, Merkozy, Luc Tuymans, kakken in De Ronde, Mauro, Dagelijkse Kost, de body language van Albert II, Lampedusa, Google Streetview, Wouter Weyland, de QR Code, Berlusconi (ook geen chance), Kim Yong Il en Kim Yong Un (niemand die weet wie de lelijkste van de twee is) , Gerhard Richter, Groenten uit Balen (met de ravissante Evelien Bosmans en jawel, een staking), de kaasschaaf, School is Cool, MFL, Hertog Jan, The King’s Speech, Nespresso, de G1000, de iPad en niet te vergeten: de Millecroquettes!
Wij betreuren tevens het faillissement van frituur Het Draakske sinds de verhuis van Bart Dewever, en wij stellen met grote treurnis vast dat John Lennon nog altijd dood is.
Maar nu iets over onszelf.
2011 was een bewogen jaar voor ons, een jaar waarin gebleken is dat gezondheid een relatief begrip is. Het was niet gezondste jaar uit onze carrière, maar zeker niet het slechtste. Eén van onze heel goede ideeën was bijvoorbeeld om te trouwen, en het feit dat we dat konden doen met zovelen van jullie erbij maakte dat alleen maar beter. Onvergetelijk zelfs. Zelfs Tobback was van zijn melk door jullie verschijning, en als wapenfeit kan dat tellen.
We hebben het redelijk kwaad gehad op sommige momenten, we raakten van alles kwijt, onder andere onze eetlust en ons haar en soms ook onze energie, maar ongelukkig zijn we niet geweest. Eén van de mooiste uitspraken van het jaar komt trouwens van mijn geweldige vrouw: ‘Soms ben ik ronduit gelukkig.’ En zo is dat.
Ondanks onze fysieke probleempjes zijn we er toch maar in geslaagd om naar Parijs en Londen te gaan, – we liepen langs de Thames (not frozen) en we zeiden tegen elkaar: ‘Niet slecht hè, voor twee kankerlijders?’, we hebben de fantastische Gerhard Richter gezien (het artistieke hoogtepunt van het jaar, zonder twijfel!), ik heb een Macbook en een Sound System van Geneva gekocht, we hebben prachtige films en series gezien, en wonderschone muziek beluisterd. Rie heeft twee salontafels, een paar laarzen, twee stoelen, een diepvriezer en een winterjas gekocht. En we hebben ontelbare mooie momenten beleefd, met ons twee en in jullie gezelschap, en we zijn vast van plan om nog veel van die momenten te laten volgen, zoals daar zijn: etentjes, aperitieven, uitstappen, feestelijkheden, tuindagen, terraskes doen, wandelingen, fietstochten, films, concerten en gewoon lachuitbarstingen & goede gesprekken.
Daarom beperken mijn wensen zich dit jaar tot twee dingen, en gezondheid is daar deze keer niet bij – natuurlijk is gezondheid tof, en ik hoop dat voor ons allemaal, maar gezondheid is geen garantie op geluk – er lopen genoeg gezonde knurften rond.
Wat ik jullie dus wens is dit:
Omring u met uw geliefden en zoek naar schoonheid.
Dan komt het goed.
2011 was ook het jaar van het paard dat naar het water werd geleid, maar niet wou drinken. Laten we alvast dat voorbeeld niet volgen!
Vele kusjes van
Uw kapoentje Simoentje
(en ook van Rie die ik zo graag zie)
En kom, ik zwier er nog een foto bij. Ik kan het jaar toch niet beginnen zonder foto?
(Musselbrough, 2006)