April 2012

Nieuwsbrief april 2012

30-04-2012

Lieve allemaal,

Er is gemengeld nieuws, zoals ze dat in ‘t schoon West-Vlaams zeggen, goed en minder goed dus. Ik begin met het minder goede nieuws, dan zijn we daar meteen vanaf: ze (de medische staf) hebben weer eens mijn behandeling aangepast. De vorige kuur heeft niet genoeg gewerkt. Er waren gematigd positieve scans in januari en februari, maar de laatste scan was redelijk onverbiddelijk: een vergelijking tussen eind november en half april wees uit dat de tumor weer een beetje gegroeid is. Niet spectaculair, niet dramatisch, maar genoeg om te concluderen dat de chemo niet genoeg gewerkt had, dus moest er weer eens met producten gegoocheld worden. Nu krijg ik sinds twee weken dezelfde cocktail als begin vorig jaar; die hadden ze toen opgeschort omdat ik teveel last kreeg van tintelende vingers (voorbode van motorische problemen), maar de tumor heeft daar wél goed op gereageerd – enfin, slecht dus. (Altijd een probleem met die medische termen: seropositief is bijvoorbeeld slecht, en seronegatief is goed, en als je positief test op doping is dat heel negatief voor je carrière, enfin) Nu, voorlopig valt dat vingerprobleem  redelijk goed mee: ik kan nog altijd even snel typen als voorheen, en ik sla er nog altijd even vaak naast (redelijk vaak dus). Al goed dat ik geen concertpianist ben, want op een piano staat geen delete-knop, ha ha. Ik troost me ook met het feit dat ik vorig jaar negen volle maanden die kloteproducten in mijn lijf heb gekregen voor ik er min of meer last van begon te krijgen (ik heb onder andere een volledig boek geschreven met die aarzelende vingers, ja!), en dus bekijk ik het nog wel even. Ik heb wel last van aften in mijn mond, van de huid op mijn gezicht (net of ik te lang in de zon heb gezeten) en prikkende ogen. Wel wel, weer iets nieuws, dat had ik nog niet gehad.

Ik heb een soort van litanie geschreven over al mijn neveneffecten, ze gaat als volgt:

Mijn haar, mijn huid, mijn voorhoofd, mijn wimpers, mijn oogleden, mijn ogen, mijn neus, mijn neusgaten, mijn snot, mijn wangen, mijn lippen, mijn tong, mijn tanden, mijn verhemelte, mijn keel, mijn stem, mijn slokdarm, mijn maag, mijn darmen, mijn geslacht, mijn spieren, mijn borst, mijn schouders, mijn rug, mijn billen, mijn ellenbogen, mijn armen, mijn polsen, mijn vingers, mijn vingernagels, mijn nijnagels, mijn gewrichten, mijn knieën, mijn kuiten, mijn enkels, mijn voetzolen, mijn tenen.

 Mijn beweging, mijn smaak, mijn eetlust, mijn tastzin, mijn reuk, mijn energie, mijn spraak, mijn sport, mijn kracht.

Mijn slaap.

Maar niet: mijn verstand, mijn liefde, mijn schrijven, mijn lief, mijn lach.

Mijn goesting.

Ik werk, ik kijk, ik luister, ik kook, ik eet, ik drink, ik geniet, ik reis, ik wandel, ik fiets, ik schrijf, ik lees, ik praat, ik zing, ik bewonder, ik omhels.

Ik droom.

Maar soms ben ik het allemaal zo beu, hè, ZO BEU!

Ik weet het, ik weet het, ik mag niet klagen, het valt allemaal nogal mee, twintig jaar geleden was ik er veel slechter aan toe geweest, dan rolde ik nu kotsend van de wc naar mijn bed en weer terug. En was ik een Amerikaan geweest, ik was nu al bankroet, en was ik een Afrikaan, ik was al dood geweest, ik weet het, ik weet het.

Maar toch.

Soms: ZO beu! Al die kleine en middelgrote kwaaltjes. Mijn energie die mij op de stomste momenten in de steek laat. Dat ellendige ziekenhuis, dat zowat mijn tweede biotoop geworden is, week in, week uit. Morgen is het weer zover.

Om acht uur aankomen, hoe gaat het meneer Simoen, goed goed ik mag niet klagen. Geen kwaad woord over de verpleging, en dat meen ik. Geen hálf kwaad woord of ik word kwaad! Zo’n perfecte madammen. Aanprikken, bloed trekken, wilt u iets drinken? Koffie zou lekker zijn, graag. Daar zorg ik voor, tot zo. Babbeltje met lotgenoten. Hoe was uw week? Redelijk redelijk, mag niet klagen. Beetje dit en beetje dat, maar ja, we moeten verder hè. Zo is dat, we moeten verder en veel keus hebben we niet. Wachten. Ha, dag Karla, ik heb mijn papier al ingevuld, het gewone dagmenu alstublieft Met spuitwater ja. En een puddinkje? Welja, waarom niet, een puddinkje. Allez, we gaan eens zien wat er in de wereld gebeurd is. Krant. Verkeersellende, pensioenregeling, staking, bonussen, peiling, verkiezing, corruptieschandaal, Dexia, play-offs, wat scheelt er met Philippe Gilbert en leve Tom Boonen. Opiniepagina. Pol dinges en Jos Limburg. Cultuur en wetenschap mooi zo. En wat is er op tv vanavond, weer niet veel zeker. Kruiswoordraadsel. Wachten. Tien uur. Ha, de dokter zal zo meteen komen, hij zal de uitslag van mijn bloed hebben. En dan kan het voorschrift naar de apotheek, dan kunnen ze mijn spullen alvast aanmaken, met een beetje geluk begint de behandeling dan om twaalf uur, dan ben ik hier om half zes buiten. Maar tiens, nu is het al half elf, waar blijft hij nu, die dokter? ’t Zal een drukke dag zijn zeker. Kwaaie meneer naast mij: die is nu eens altijd te laat! Als hij komt, ik zal het hem eens goed zeggen zie! Ha, hij is daar, met wapperende witte panden. Dag dokter, ja dokter, nee dokter, alstublieft dokter, dankuwel, dokter. Zegt de kwaaie meneer. Ik lach in mijn eigen. Om halftwaalf rammelt de eetkar door de gangen. Ik denk aan madame Arabelle van De Collega’s (de bejaarden onder u kennen haar nog), en om kwart voor twaalf worden de prachtige dienborden in ons kwartier afgeleverd, met gloeiend hete soep (echt tongschroeiend, werkelijk zeer aangenaam als je mond vol aften staat) en vrieskoud bestek. Begrijp niet hoe ze dat klaarspelen. Maar ik eet alles voorzichtig op (mijn smaak laat me voorlopig niet in de steek halleluja) terwijl mijn kwaaie buurman sakkerend in een sandwich bijt (godver mijn vals gebit) en even later voor een lekker sigaretje naar buiten verdwijnt. Oef, denk ik – ik zou het niet mogen denken, want die mens heeft het ook moeilijk, maar ik denk het toch. Ik ben moe. Zet mijn zetel – zo’n geweldige relaxtoestand als Joey en Chandler hadden in Friends – in ligstand en sluit mijn ogen. Sorry meneer Simoen, ik moet even uw bloeddruk nemen. Doe maar, doe maar, ga uw gang. En hier is uw eerste baxtertje, dat is er eentje van een half uur. Daarna volgt er een eentje van een uur, dan een uurtje spoelen, dan een van twee uur en daarna nog een van een half uur en dan nog een kleintje van een kwartier. Dankuwel. Wachten. Ogen dicht. Proberen te slapen. VTM in de kamer hiernaast, geluid op 9. Ja, veel oude mensen hier op de afdeling, horen niet meer zo goed. Kuisploeg op de gang. Drie uur. De kwaaie meneer is klaar met zijn behandeling – dat werd tijd zeg! zegt hij heel luid, en dan, tegen mij: hoe lang zit gij hier nog? Tot een uur of zes, zeg ik. Ha. O. Ja. En dan? Binnen drie weken terugkomen? Nee, zeg ik, volgende week. Ha. Zo. Oké. Allez, ’t beste dan maar hé. Ja, zeg ik, het beste. Ik sluit mijn ogen. Sorry meneer Simoen, nog eens de bloeddruk. En hier is uw nieuwe baxter. Wilt ge nog een koffietje of zo? Geen kwaad woord over de verpleging, echt niet, hè! Wachten. Ik zit nu alleen op de kamer. Vier uur. Nog twee uur te gaan. Gelukkig heb ik mijn speelgoed bij: krant (is al op), boek, laptop, koptelefoon. Het gaat hoor, het gaat. Het gaat allemaal.

Maar soms…

Godverdegodverdegodver.

…….

Oké, nu gaat het al veel beter. Een keer goed vloeken, dat helpt.

Sorry voor het gezeik, het moest er even uit.)

Maar goed nieuws is er ook, lieve vrienden en vriendinnen, en redelijk veel zelfs.

Eerst iets over Rie: ze maakt het goed, bij momenten heel goed zelfs. Ze is aan het recupereren, sommige dagen is ze nog erg moe – niet verwonderlijk na dat chemisch en radiologisch bombardement in haar lijf – , en ze heeft hier en daar nog wat pijn, maar haar energie is aan het terugkeren. Tot haar grote vreugde is de tuin weer tot leven aan het komen, er zitten koolmeesjes in het vogelkastje dat ik vorige herfst aan de appelboom heb gespijkerd, de jonge fruitbomen staan vol bloesems en het gras groeit weer. De snoeischaar knipt, de grasmaaier bromt en de spade splijt de malse aarde open. En als het slecht weer is, naait en stikt ze allerhande lappen stof aan elkaar tot tassen, rokjes en broeken, zodat het davert door het hele huis. En soms zingt ze zelfs. Een heel klein beetje vals, maar het maakt mij blij.

Nog goed nieuws: er staat al meer dan 1250 euro op de KFL (Kankerforlife)-rekening! Dank u dank u dank u dank u dank u enzovoort!

Mag ik in dit verband nog eens een verzoek tot jullie richten?

Zouden jullie zo lief willen zijn om deze brief door te sturen naar andere mensen die geïnteresseerd zouden zijn? We zijn nu al met ongeveer 280. Als de helft van jullie bijvoorbeeld één nieuwe correspondent aanbrengt, dan maakt dat euh… heel veel volk. En als daarvan weer een aantal mensen bereid zijn om mee te storten, dan kan dat tegen het einde van het jaar een euh… heel mooi bedrag worden. Vraag aan de nieuwe bestemmelingen gewoon dat ze mij een mailtje sturen, dan zet ik ze meteen op de mailinglist.

Sommigen onder jullie zeggen me: waarom zwier je de hele zwik  niet op facebook? Of waarom schrijf je geen blog? Maar dat wil ik niet. Ik wil dat ieder van jullie iets persoonlijks krijgt. Ik ben nog altijd een grote fan van Een Echte Brief (met een envelop en een postzegel én een postbode, remember) – misschien weten sommigen van jullie nog dat ik een jaar of vijftien geleden de laatste échte briefroman van het westelijk halfrond geschreven heb, maar dat boek is helaas uit de handel gehaald volgens de  onverbiddelijke wetten van de economie. Het liefst van al zou ik jullie dus allemaal maandelijks Een Echte Brief schrijven, maar dat ideaal is financieel redelijk onhaalbaar (ik ben nu eenmaal geen ngo), en een mail komt nu eenmaal het dichtst in de buurt van dat ideaal, zodoende.

Nog meer goed nieuws: binnen twee weken gaan we voor een paar dagen naar Griekenland, alwaar mevrouw mijn dochter twee maanden verblijft voor haar werk. Ik hoop maar dat de Grieken niet denken dat ze een Duitse is, met haar blonde haar, want naar het schijnt zijn Duitsers niet echt populair aldaar.  Nu, met een opperhoofd als Angela Merkel zou ik ook niet op mijn gemak zijn als ik een PIGS-land bezocht. Vandaag trouwens wreed moeten lachen met Angela’s vriendje Sarkozy, die op een verkiezingsmeeting een soort hysterische litanie afstak, een kwijlende lofzang op la France (‘Nous sommes le pays de Victor Hugo, de Maupassant, de Voltaire, de Molière, de Jeanne d’Arc, du général de Gaulle, de la Résistance, de la Renaissance…’) Tjongejonge, Hugo, Voltaire, Molière, Maupassant! Al die literatoren, en dat voor een man wiens enige lectuur het afgelopen jaar naar alle waarschijnlijkheid bestond uit de gebruiksaanwijzing van zijn nieuwe Rolex en zijn hogedrukreiniger. En Jeanne d’Arc, zou dat alweer geen knipoog zijn naar het FN, dat de maagd van Orléans al langer geclaimd heeft als nationaal symbool? Zoals het VB de Vlaamse Leeuw geclaimd heeft? Bah, brr. Ik schaam me voor de  schaamteloosheid, zegt Wim Opbrouck paginagroot in de krant, en ik ben het volkomen met hem eens. Sarkozy, de Franse Geert Wilders, de Latijnse Filip De Winter.

Maar laten we niet blijven hangen in de ergernis – ergernis is goed, want ze kan brandstof zijn voor actie en leuke boze zinnen, maar ze mag niet te lang blijven duren, anders gaat ze verzuren. Ik ken een paar zeer goede remedies tegen verzuring, en een daarvan is schoonheid.

Er komt een nieuwe tentoonstelling van een van mijn grote helden, Carl De Keyzer: Moments before the flood, met prachtige vreemde beelden, lichtjes onheilspellend en zoals altijd bedrieglijk eenvoudig. Op de Oostendse Oosteroever, van 17 mei tot 26 augustus: ga kijken.

En ik heb net kaartjes gekocht voor Leonard Cohen in Gent. Ga luisteren. En haast u, de man is bijna 78. (Mijn dochter aan de telefoon: ‘Ah, gaan jullie ook? Voor welke dag hebben jullie kaartjes?’ Ik: ‘Zaterdag.’ Zij: ‘Wij gaan vrijdag. Dan hebben wij iets meer kans dat hij nog leeft.’ Die jonge gasten toch!)

Foto van de maand (nu ik Carl De Keyzer vermeld heb, post ik die met enige omzichtigheid):

007 road to nowhere

(Friesland, 2005)

Boek van de maand: Freedom van Jonathan Franzen. Echt een boek om een paar weken in te wonen. En De Kapellekensbaan van Boon. Mijn god, wat een rijkdom.

CD van de maand: Alina van Arvo Pärt. Als stilte in klanken wordt vertaald.

Veel liefs en tot snel,

Jan (en jullie krijgen vele kussen van Rie of course)