Met mij gaat alles goed


Flaptekst

Recensies

Fragment
Met mij gaat alles goed

New York, 27.10.89



Michaël,



Het is oorlog. Oorlog in mijn lichaam. Ook dat nog. Mijn eigen lijf kan ik niet eens meer vertrouwen. Nog niet de totale oorlog, maar de voorhoedegevechten zijn volop aan de gang. Schermutselingen. Miljoenen minuscule indringers rukken razendsnel op. Verkenners bespeuren de aanwezigheid van de piepkleine vijandjes en blazen groot alarm. Het immuniteitssysteem mobiliseert zijn grondtroepen die met groot machtsvertoon in de tegenaanval gaan, met ontplooiing van een uitgebreid arsenaal antistoffen. Maar de vijand is slim: hij ontwijkt de massaal oprukkende verdedigers en stevent recht op het hoofdkwartier van het immuniteitsstelsel af: de t-cel. En wat nu volgt is echte high-tech oorlog. De vijand maakt zich onzichtbaar, nestelt zich dan in een t-cel en neemt daar het commando over. Herprogrammeert de computer met de opdracht: reproduceer mij. En dat reproduceren gebeurt zo grondig dat de t-cel opzwelt, uit elkaar spat en sterft, waardoor weer een nieuwe stroom vijanden vrij baan heeft naar nieuwe te veroveren gebieden. Ze richten hun aanvallen op weer andere t-cellen en vernietigen ze volgens hetzelfde procédé. Star wars.

En er is niets dat ik kan doen om deze oorlog te verhinderen. Ik. Gastvrij als ik ben, zou ik geneigd zijn te zeggen: kom erin, hiv, join the club. Welkom, vreemdeling. Doe alsof je thuis bent. Maar dat kan ik niet eens:

deze

oorlog grijpt plaats buiten mij om, en tegelijk binnen in mij.

Jonas Bracke, who are you?

Als ik deze regels schrijf, schrijft hiv een beetje mee.


Michaël, vriend, ik weet nu al dat ik deze brief niet zal versturen. Wat maakt het uit. Brieven als deze schrijf je toch maar naar jezelf.

Koppige, zwijgzame Jonas.


‘Discretie is heel belangrijk, meneer Bracke, vooral voor u.’


Nu begrijp ik pas goed wat ze daarmee bedoelde: ik ben nu immers tot een nieuwe bevolkingsgroep toegetreden: de club der seropositieven (lidmaatschap gratis). En die doen er beter aan, zo heb ik intussen begrepen, dit niet van de daken te schreeuwen.

Koppige, zwijgzame Jonas.

Of moet ik fake brieven naar Holsbeek schrijven, zoals mijn vorige aan jou, Michaël? ‘Liefste ouders, maak je maar geen zorgen over mij, met mij gaat alles goed. Ik heb een fijne baan, een aangename flat, ik verdien veel geld en ik heb fijne vrienden.’

Gruwelijk.

Nee, vorige week kon ik dat nog: nu niet meer.

En over een week of zo krijg ik hoogstwaarschijnlijk een lange en enthousiaste brief van jou, over Marta en over Joegoslavië. En ik zal weer niet antwoorden. Net nu het zo goed ging.


Koppige, zwijgzame Jonas.


Een dagboek misschien? Brieven aan mijn dagboek?

‘Lieve Kitty…’

Hou toch op. Zie ik eruit als Anne Frank?


Ik heb vanmorgen een kus van dokter Elizabeth Fairbanks gekregen. Gezien de omstandigheden zal ik haar wel beter leren kennen, vrees ik. In haar wachtkamer hangt een Keith Haring. En Keith Haring heeft aan de wereld verteld dat hij doodgaat. Maar zijn kunst blijft leven. Per omnia secula seculorum. Amen.


Susan, Susan, godverdomme Susan… het meisje met de doorschijnende paraplu…


Geen afscheidsformule, geen envelop, geen adres en geen postzegel. Bestemmeling onbekend, afzender onbestaand.


Enkel een datum, welja, waarom niet: 27 oktober 1989.


(niet verstuurde brief)