Leuven, 01-11-12
Rond half september begin ik weer dagen af te tellen, want een nieuw hoogtepunt is in aantocht: 6 oktober, de presentatie van ‘De Nacht van 2 april’ in Middelkerke, en ik wil dat echt goed doen, ik wil die avond vief en alert en scherp staan, maar ik ben nog zo slap – mijn dagen en nachten staan nog steeds in het teken van ‘to shit or not to shit’, maar van 28 september tot 4 oktober – zo reken ik wel honderd keer uit – heb ik mijn pilvrije week, en die valt net goed voor zaterdag de zesde, dus dat komt wel goed…
Het komt wel goed, zegt Rie, en ze egt het nog eens, en dan zegt ze het nog eens, het komt wel goed, je zult dat goed doen, en je broer ook. Ik bel tien keer teveel met Belle, ik ben veel te streng voor Inge voor een minder gelukt ontwerp voor de uitnodiging (sorry, Inge) en ik stuur veel teveel mails naar Jelle, en ik denk dat er veel teveel volk zal komen, dat er niet genoeg drank zal zijn voor de receptie, dat we de zaal zullen moeten evacueren op bevel van de brandweer, en dat…
Maar het zal goed komen o ja. Hoe? ‘I don’t know, it’s a mystery,’ zegt Henslow in Shakespeare in Love.
En hij heeft gelijk: het is een raadsel, maar het komt goed.
In het Huis der Tienduizend Pillen, waar ik vrijdag op bezoek met, krijg ik al een eerste goed rooksignaal: de wijze mannen en vrouwen aldaar beslissen om mijn dosis pillen te verminderen (zie deel 1 van deze brief) en ik slaak een hoorbare zucht van opluchting, dank u, o grote medicijnmannen en –vrouwen, dank u duizendmaal – een donkerbruine last valt van mijn schouders, witte porseleinen potten zullen des nachts niet langer mijn verkilde billen stutten, tussen zachte lakens zal ik mijn vermoeide leden strekken, mijn nachten zullen niet langer dagen zijn, en pas bij het ochtendgloren zal ik glimlachend mijn ogen openen en mij naar het kamertje met de rol papier.
Daarna gaat alles zo snel dat je achteraf net meer weet of je ’t gedroomd hebt of niet: omstreeks de middag blijkt de zaal bijna helemaal in orde te zijn (dank u Annick!) en na een paar kleine ingrepen van Belle en Peter en mijzelf is hij perfect. Omstreeks twee uur mist mijn moeder bijna haar afspraak bij de kapper omdat ze te lang blijft babbelen aan tafel (tiens, tiens) en als we omstreeks zeven uur in het gemeentehuis aankomen is het volk al aan het toestromen. Ik werp lachende maar toch lichtjes ongeruste blikken naar het toestromende volk en hap een paar keer naar adem – mijn god, zoveel! En al die mensen die van zover komen! Van Leuven, van Oud-Heverlee, van Wakkerzeel, van Wespelaar, van Gent… O, daar is de delegatie van Londen ook! En die uit Limburg! Zullen die hier allemaal binnen kunnen? – maar de blijdschap haalt het van de onrust, en ik ben blij, zo blij dat ik er haast geen woorden voor vind. Mama zit als een koningin op haar stoel, vers van de kapper en met haar blauw ensemble aan, en haar ogen staan zoals altijd helder en ondeugend, alsof ze elk moment op zoek is naar iets leuks en onverwachts, en haar mond staat zoals gewoonlijk geen seconde stil.
Dan begint het. De burgemeester schetst een onhandig maar leuk beeld van Middelkerke in de jaren zestig, Jelle interviewt ons voorbeeldig, zoals zij dat zo goed kan: ze stelt ons op haar gemak, en stelt toch zeer pertinente vragen. Het verschil tussen Peter en mij is grappig en aandoenlijk, zo vertellen mensen mij achteraf: ik de schrijver, de babbelaar en Peter de zwijger, de tekenaar, de man die het met beelden zegt, en die maar met tegenzin de microfoon naar zijn lippen brengt. Maar die op den duur toch langzaam ontdooit en rake dingen zegt. En op het einde roep ik Guido en Katrien naar voor, zodat we met ons vieren een boek aan mama kunnen overhandigen, al haar vier kinderen verenigd in één boek: Peter en ik als makers, Guido en Katrien in de opdracht. Mooi hè?
‘Jammer dat papa dat niet heeft kunnen meemaken,’ zal ze de dag erna zeggen, en dat heb ik zelf ook al honderd keer gedacht: hij, de onderwijzer, de vader, hij zou zo trots geweest op zijn zoons, een boek over de familie, over Middelkerke – en tegelijk zou hij er meteen aan toegevoegd hebben: ik ben trots op al mijn kinderen. Ik mis hem nog, mijn vader, zijn foto staat op mijn schrijftafel en er gaat geen dag voorbij zonder dat ik even naar hem kijk. Soms praat ik tegen hem, en vraag ik hem advies bij wat ik doe (na een glas wijn of twee, toegegeven). Hij antwoordt nooit, maar ik krijg toch vaak gelijk van hem (na een glas wijn of drie). Dat ik goed bezig ben, zegt hij dan. En soms, ja soms heb ik dat nodig, geloof je me?
Ik ben een echte heiden, maar volgens mij is hij toch nooit ver weg, en al helemaal die avond in het gemeentehuis, misschien staat hij wel op de uitkijk in het torentje van het gemeentehuis in zijn blauwe uniform van de PLB, zoals 70 jaar geleden, vlak boven onze hoofden, of misschien staat hij hoofdschuddend toe te kijken als Peter en ik ons een lamme arm signeren, want dat handschrift, ts ts, zo heeft hij ons dat toch niet geleerd?
Vind je het voorgaande een beetje melig? Het zij zo. Gun mij toch ook eens een melig moment, ik heb daar deugd van.
Thuis in Leuven krijg ik de volgende dagen natuurlijk een geweldige klop van de hamer, een vermoeidheidsaanval om u tegen te zeggen. Er zijn nog altijd goedmenende vrienden die bedenkelijk het hoofd schudden als ze dat horen, ocharme en ochhere jongen toch, zorg een beetje voor jezelf, waarom maak je je toch zo moe? En telkens weer antwoord ik hetzelfde: het was toch de moeite waard? En wat is het alternatief? In mijn luie zetel blijven zitten? En niks meemaken? En trouwens, tegen vermoeidheid bestaan zeer simpele remedies: rusten en slapen, en beide vaardigheden heb ik inmiddels behoorlijk onder de knie.
Nog vele memorabele momenten heb ik beleefd in de maanden september en oktober, etentjes, feesten, kunstmanifestaties, een geweldige tuindag, een memorabele signeersessie et j’en passe!
Eén woord nog, over het KFL project: deze week zijn we over de 4000 € geklommen, lieve vrienden, en ik kan niet zeggen hoe mij dat ontroert. Ik denk dat we tegen eind december de kaap van de 5000 makkelijk kunnen ronden, zeker als iedereen die mij ooit gezegd heeft ‘dat hij zijn centjes opspaart voor het einde van het jaar’ dan ook in actie schiet!
Ik ben druk op zoek naar een goed doel waar we ons geld kunnen aan schenken, het moet een organisatie zijn die absoluut politiek neutraal is, vind ik, en het doel moet natuurlijk onverdacht zijn: mensen die het nog kwader hebben dan kankerpatiënten in België. Ik hou jullie op de hoogte.
(Voor degenen onder jullie die nog niet helemaal op de hoogte zijn van Kankerforlife (KFL): op de laatste bladzijde van deze brief geeft ik wat info mee.
Tot snel (nu zal het geen drie maanden meer duren, echt waar beloofd, misère of niet!)
Alle liefs van
Jan & Rie
Foto van de maand:
(Museum Küppersmühle, Duisburg)
Boek van de maand: Aifric Campbell, De logica van het moorden
Carl De Keyzer, Moments before the Flood
CD van de maand: Pieter Wispelwey, Cellosonates van Bach (2012)
Bob Dylan, Tempest
DVD van de maand: The West Wing (seizoen 7)
Treme (Eerste seizoen)